
Jurisprudentie
AE0381
Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100352/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100352/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200100352/1.
Datum uitspraak: 20 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
(…), gevestigd te (…),
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 11 december 2000 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Barneveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 1999 hebben burgemeester en wethouders van Barneveld (hierna: burgemeester en wethouders) een verzoek van appellante om vrijstelling van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1971” voor het uitoefenen van meubelverkoop aan het perceel (…) te (…) afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2000 hebben zij het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 11 december 2000, op dezelfde dag verzonden, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 augustus 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.D. Boesveld, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. M. van der Voet, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1971” is het perceel bestemd voor “Handel en Nijverheid II”.
Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften zijn de als zodanig op de plankaart aangewezen gronden bestemd voor nijverheids-, handels-, niet zijnde detailhandels- en dienstverlenende bedrijven met de daarbij behorende gebouwen, geen woningen zijnde, andere bouwwerken en andere werken.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder g, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor detailhandel in andere dan huishoudelijk artikelen en levensmiddelen.
Het door hen inzake de uitoefening van deze bevoegdheid gevoerde beleid hebben burgemeester en wethouders neergelegd in de “Nota toelatingsbeleid Detailhandel op perifere plaatsen” (hierna: de nota).
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden het in de nota neergelegde beleid van toepassing geacht op het verzoek van appellante en overwogen dat burgemeester en wethouders geen bijzondere omstandigheden hebben hoeven aannemen, in verband waarmee afwijking van het beleid geboden zou kunnen zijn. Op grond daarvan heeft zij het beroep terecht ongegrond verklaard.
2.3. Het hoger beroep is derhalve ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002
202-380.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,